De Politierechter te Arnhem heeft het Openbaar Ministerie op 9 oktober jl. niet-ontvankelijk verklaard in een zaak waarin het CBR een onderzoek naar de rijgeschiktheid had opgelegd. Het betrof een zaak waarin de verdachte werd bijgestaan door advocaat mr. Anno Huisman.
De verdachte in de bewuste zaak werd vervolgd op verdenking van het rijden onder invloed van verdovende middelen, strafbaar gesteld in artikel 8 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994. Naar aanleiding van deze verdenking had het CBR een onderzoek naar de rijgeschiktheid opgelegd. Voor het opleggen van dit onderzoek en de uitvoering ervan diende de verdachte respectievelijk 306 en 684 Euro te betalen. Raadsman Anno Huisman stelde in zijn betoog centraal dat vrijwilligheid ontbrak: het is goed denkbaar dat een verdachte dusdanig schrikt van zijn eigen verkeersgedrag dat hij of zij zich op voorhand wel neerlegt bij de eigen ongeschiktheid om te rijden. In dat geval heeft een onderzoek naar de rijgeschiktheid maar weinig zin. Maar ook dan krijgt de verdachte van het CBR meegedeeld dat hij of zij moet betalen voor het onderzoek – bij uitblijven van betaling volgt zelfs deurwaardersbezoek – en dat men verplicht is mee te werken aan het onderzoek. Nu de opstelling van de rechtzoekende niet terzake doet, heeft de CBR-procedure een bestraffend karakter, aldus Huisman.
De verdediging betoogde verder dat het bestraffende karakter van de door het CBR genomen maatregelen aan vervolging in de weg staat. Zo heeft de Hoge Raad in het voorjaar van 2015 al geoordeeld dat iemand die verplicht moet deelnemen aan het eveneens door het CBR opgelegd alcoholslotprogramma niet ook nog strafrechtelijk kan worden vervolgd.
Naar aanleiding van het gevoerde pleidooi heeft de Politierechter een uitvoerig schriftelijk vonnis gewezen en het gevoerde verweer gehonoreerd. De Politierechter oordeelde dat strafvervolging “in strijd is met de beginselen van een behoorlijke procesorde in die gevallen waarin de verdachte op grond van het zelfde feit de onherroepelijke verplichting tot deelname aan een onderzoek naar de rijvaardigheid of rijgeschiktheid is opgelegd.”
De uitspraak van de Politierechter heeft een ruim bereik en kan in een groot aantal gevallen betekenen dat het OM geen vervolgingsrecht heeft. Het OM heeft 14 dagen de tijd om beroep in te stellen, het is nog onbekend of het OM gebruik maakt van deze mogelijkheid.
Deventer, 12 oktober 2015
Update 26 oktober 2015: het Openbaar Ministerie heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Politierechter.
Update 9 november 2016: het door het Openbaar Ministerie ingestelde appèl zal dienen ter zitting van 11 november 2016, het Hof Arnhem-Leeuwarden zal de zaak behandelen in het gerechtsgebouw te Zwolle.
Update 29 november 2016: het Hof heeft geoordeeld dat het OM toch ontvankelijk is in de vervolging. Ten grondslag aan deze beslissing ligt het oordeel van het Hof dat “de gevolgen voor de verdachte van oplegging van de maatregel van een onderzoek naar de rijvaardigheid of rijgeschiktheid als zodanig niet gelijk kunnen worden gesteld aan in de strafrechtspleging op te leggen sancties”. Daarom is volgens het Hof geen sprake van strijd met het wettelijk stelsel en is het OM ontvankelijk. De verdediging zal cassatie instellen tegen deze uitspraak. De uitspraak in cassatie zal naar verwachting niet eerder dan in de loop van het jaar 2017 volgen.